Weerbaarheid oefeningen

Weerbaarheid vergroten met 4 praktische oefeningen

Werken aan weerbaarheid doe je vooral door ervaringsleren. Met psychofysieke werkvormen ervaart een cursist wat werkt en vergroot zo onbewust zijn weerbaarheid. We sluiten hierbij aan bij de motivatietheorie van Bandura die stelt dat kleine successen het vertrouwen in eigen kunnen vergroot, waardoor iemand eerder gaat experimenteren met het gewenste gedrag.

Iedere weerbaarheidsbegeleider is continu op zoek naar leuke, ervaringsgerichte werkvormen: in dit blog geven we je er vier.

Oefen je individueel of in een groep?

Het grote voordeel van een groepsgewijze weerbaarheidstraining is dat je als trainer gebruik kunt maken van de groepsdynamiek: samen plezier maken en leren werkt inspirerend en is effectief.

De meer introverte cursist is vrij om wat meer op de achtergrond te blijven, maar leert zo wel van anderen. Daarnaast geldt dat het voor veel werkvormen makkelijker is om ze samen te doen (bijvoorbeeld stemoefeningen).

Er zijn ook nadelen aan het werken in een groep, daarom wordt er steeds meer op individuele basis aan vergroting van de weerbaarheid gewerkt. De trainer kan gerichter aan individuele doelen werken en nét die slag verder de diepte in gaan.

Weerbaarheid oefeningen voor volwassenen

De meeste werkvormen zijn geschikt voor bijna alle doelgroepen. Hierdoor kun je het onderscheid in ‘werkvormen voor volwassenen’ en ‘werkvormen voor kinderen' niet altijd maken.

Toch zijn er wel een aantal werkvormen die meer geschikt zijn voor volwassenen dan voor kinderen. We noemen er hier twee.

1. De Stop-oefening

De stop-oefening is eenvoudig: A loopt naar B en B zegt “Stop” als hij vindt dat A voldoende genaderd is. In de eenvoud van deze werkvorm ligt ook het gevaar: er is vermoedelijk geen werkvorm die zo vaak verkeerd wordt aangeleerd als deze.

Bedenk vooraf voor wie de werkvorm bedoeld is en wat je de cursist wil leren.

Als cursist A, diegene die loopt, er iets van moet leren, bijvoorbeeld een assertievere loophouding, dan instrueer je hem om rustig en rechtop te lopen. De ander moet dan heldere instructies krijgen op welke manier hij “Stop!” moet zeggen.

Als deze oefening bedoeld is voor B, de Stop-zegger, om hem zijn grenzen te laten ervaren, instrueer je A om rustig te lopen en daadwerkelijk te stoppen als B “Stop” zegt. Nadat A gestopt is met lopen mag B A nog instrueren om een stap naar voren of naar achteren te zetten, totdat zijn grens duidelijk is.

2. Fysieke zelfverdedigingstechnieken

In onze visie horen zelfverdedigingstechnieken onlosmakelijk bij weerbaarheidsvergroting. Vanzelfsprekend leren de cursisten technieken in het korte tijdsbestek van een weerbaarheidstraject nooit zodanig om ze perfect te kunnen toepassen.

De toepassing in een ‘echte’ situatie is ook niet het eerste doel. Door het oefenen van zelfverdedigingstechnieken ervaren cursisten hun eigen kracht en dát is heel goed voor de eigenwaarde.

Wij vinden deze technieken echter niet geschikt voor alle doelgroepen. Iemand met een gebrekkige agressieregulatie ga je natuurlijk geen betere vechttechnieken aanleren.

Wees voorzichtig met het oefenen van zelfverdedigingstechnieken in kortdurende weerbaarheidstrajecten. Voor kinderen geldt dat zij nog niet de motorische ontwikkeling hebben om de technieken op een veilige manier snel aan te leren. Het is dan ook wijzer om aandacht te schenken aan andere manieren om sneller weerbaar te worden.

Voor volwassenen hebben de fysieke technieken vaak een grote meerwaarde. De zelfverdedigingstechnieken zijn namelijk heel geschikt om iemand eigen kracht te laten ervaren en op deze manier te werken aan een grotere eigenwaarde.

Eén van onze favoriete techniek is bijvoorbeeld de hielstamp. Bij een hielstamp trap je met je hiel op de middenvoetsbeentjes van een aanvaller. Belangrijk is om de beweging recht naar beneden uit te voeren en de voet ook weer meteen terug te trekken. Zo behoudt de cursist zijn evenwicht.

Je kunt dit in tweetallen doen waarbij twee cursisten (of de trainer met een cursist) om en om op een stootkussen trappen. Wanneer zij de techniek goed beheersen dat er geen blessures zullen ontstaan, kan de werkvorm nog wat uitgebreid worden.

De werkvorm wordt nóg effectiever wanneer de cursisten bij iedere trap iets zeggen, bijvoorbeeld JA! Of NEE!. Begin fluisterend en laat ze zo om en om steeds luider schreeuwen. Wanneer de stem maximaal gebruikt wordt (let op: niet gillen, alleen schreeuwen!), wordt het volume weer afgebouwd tot op het fluisterend niveau.

Cursisten zullen merken dat ze harder trappen als je ook harder schreeuwt en ervaren het nut van een goede ademhaling.

Weerbaarheid oefeningen voor kinderen

Bijna alle kinderen vinden toneelspelen echt fantastisch! Maak daar gebruik van. We geven je drie voorbeelden waarop je dat kunt doen:

1. Ja, nee en twijfelgevoel

Het herkennen van een ja, nee of twijfelgevoel hoort in iedere kindercursus. Een nee- of een twijfelgevoel betekent namelijk meestal niet doen, of hulp halen! In het stellingenspel representeert de ene kant van de lesruimte het ‘ja-gevoel’, de andere kant van de ruimte het ‘nee-gevoel’ en in het midden het ‘twijfel-gevoel’.

De kinderen moeten dan kiezen bij welk gevoel ze gaan staan. Bij ‘ijsjes eten in de zomer’ rennen vrijwel alle kinderen naar de ja-gevoel kant. Zoals ze bij ‘erwtensoep’ waarschijnlijk meer zullen twijfelen. Door steeds wat lastigere voorbeelden te geven (‘je lieve tante die je iets te hard in je wangen knijpt’) leren de kinderen de verschillende nuances kennen.

Je kunt dit thema ook behandelen met een toneelstukje. Speel eenzelfde rol, bijvoorbeeld iemand die je het kind op straat tegenkomt, op drie manieren. Start met het ja-gevoel (een vriendje), daarna het nee-gevoel (een pestkop uit de buurt) en sluit af met het twijfel- gevoel (een meneer die boos kijkt). Laat het kind dan zelf zeggen wat hoe het de drie situaties ervaren heeft. In een groep kijken de andere kinderen toe en mogen na het toneelstukje ook delen welke gevoelens de verschillende situaties oproepen.

2 & 3. Emoties overgooien en de emotiebus

Twee werkvormen uit de drama: emoties overgooien en de emotiebus. Het gooien van emoties is een leuke inleidende werkvorm op de emotiebus. De kinderen staan in een kring en doen alsof ze iets naar een ander kind gooien. Dit met een bepaalde emotie. Het kind waar de emotie naar toe gegooid wordt, doet alsof het die emotie opvangt, verandert de emotie en gooit hem weer door. Zo kan er bijvoorbeeld gestart worden met vrolijkheid en die emotie veranderd in boos naar een volgend kind gegooid worden enz.

De emotiebus is een werkvorm die je alleen in een groep kunt inzetten. Kinderen oefenen zo een congruente gezichtsuitdrukking en gezichtsuitdrukkingen te herhalen. Vorm een bus door twee rijen van twee stoelen naast elkaar te zetten en één stoel ervoor (voor de buschauffeur). Een aantal kinderen zit in de bus en de andere kinderen komen dan één voor één de bus binnen. Ieder in een andere stemming (boos, blij, verliefd, verdrietig, teleurgesteld, verlegen, …). De kinderen in de bus nemen de stemming van diegene die de bus instapt over. Vanzelfsprekend eindig je de werkvorm met een positieve emotie.

Meer lezen over weerbaarheid

Wil je een excellente weerbaarheidstrainer of –coach worden? Volg dan onze opleiding Allround Trainer Weerbaarheid of Coach Individuele Weerbaarheid.

Inhoud dossier